Van Arman tot Zadkine
VAN ARMAN TOT ZADKINE
moderne internationale beeldhouwkunst
Arman, Mark Brusse, César, Lynn Chadwick, Feng-Shu, Lotti van der Gaag, Émile Gilioli, Emilio Greco, Étienne Hajdú, Gottfried Honegger, Charlotte van Pallandt, Alicia Penalba, Xiao-Fan Ru, Sophie Ryder, Shinkichi Tajiri, Antoniucci Volti, Cornelis Zitman e.a.,
Expositie: 15 maart t/m 21 april 2023
Dit voorjaar presenteert Galerie Quintessens op de expositie ‘Van Arman tot Zadkine’ een ensemble ‘kleine beelden van grote meesters’. De sculpturen zijn gecombineerd met enkele werken op papier en een serie kunstenaarsportretten, alle zwart-foto’s van beeldhouwers.
Het oudste beeld stamt uit 1936. Het is ‘Le compositeur’ van Ossip Zadkine (1888-1967). Het meest recente werk heet ‘Dancing ladies’, een creatie uit 2015 van Sophie Ryder. Niet alle sculpturen op de expositie zijn per definitie ‘klein’. Een abstract bronzen beeld van de Argentijns-Franse beeldhouwster Alicia Penalba is ruim een meter hoog. Uitgesproken volumineus is daarentegen het zittende naakt ‘Songeuse’ van Antonuccio Volti.
Alicia Penalba (1913-1982) werkt in haar atelier aan het beeld ‘Ailée’, circa 1975. Foto Jean Michalon.
De meeste geëxposeerde beeldhouwwerken behoren tot de categorie ‘klassiek-modern’. De makers van de beelden, in het bijzonder de Italiaanse-, Franse- en Engelse beeldhouwers, werden in ons land bekend bij een groot publiek dankzij internationale beeldenpresentaties en beeldentuinen. Voorbeelden zijn de driejaarlijkse tentoonstelling in het Arnhemse Park Sonsbeek (sinds 1949) en de grote beeldentuin in Otterlo. Deze kon vanaf het begin van de jaren ‘50 dankzij de inzet van de bezielde museumdirecteur Abraham Hammacher stap voor stap worden gerealiseerd in een stuk bos grenzend aan het Kröller-Müller Museum. Veel bezoek uit Nederland trok de Biënnale Middelheim, sinds 1951 georganiseerd in het openluchtmuseum Middelheim in Antwerpen.
Antoniucci Volti (1915-1989), ‘Songeuse’, 1915, brons (Susse, 6/8), h. 47,5 cm.
BEELDHOUWKUNST EN KUNSTENAARSPORTETTEN
Kort na de oorlog verliet de Zwitserse fotograaf Sabine Weiss (1924-2021) haar geboorteland om in Parijs een nieuwe toekomst op te bouwen. Alleen, de jonge fotografe kende er geen mens, reden om naar een oplossing te zoeken. Die vond zij door bekende kunstenaars te fotograferen. Ossip Zadkine was een van de eersten bij wie zij aanklopte. In diens atelier, behorend bij zijn huis gelegen achter de hoge huizenblokken aan de Rue d’Assas (nu Musée Zadkine) vereeuwigde zij hem tussen een groot aantal beelden. Met onafscheidelijke pijp én dik gekleed tegen de kou poseerde hij voor haar. Deze atelierfoto uit het eind van de jaren ’40 is -samen met Weiss’ portret van Alberto Giacometti uit dezelfde periode- één van de iconische portretfoto’s uit de lange reeks foto’s die zij van kunstenaars, schrijvers en musici zou maken. Een reeks die ‘leest’ als een soort who is who in de kunstwereld van de naoorlogse jaren.
Zadkine had na de Tweede Wereldoorlog een schare leerlingen, onder wie de Shinkichi Tajiri. Hij had aan het front in Italië als Amerikaans soldaat van Japanse afkomst ternauwernood de geallieerde opmars nauwelijks overleefd. In 1946, eenmaal ontslagen uit militaire dienst, kreeg hij van de Amerikaanse overheid een studiebeurs voor vier jaar. Dankzij deze financiële ondersteuning kon hij in Parijs lessen bij Zadkine volgen. Geen onbekende in de Amerikaanse kunstwereld, want tijdens de oorlog had hij in New York les gegeven, Tajiri was in Parijs overigens niet de enige gedemobiliseerde Amerikaan chez Zadkine.
In 1949 ontmoette Sabine Weiss In Parijs de jonge kunstenaar met wie zij bevriend raakte. Tajiri ging als beeldhouwer ondertussen zijn eigen weg en ‘assembleerde’ van oud ijzer spraakmakende creaties. De fotoreeks die zij in 1949 van hem maakte werd in veel landen verkocht. Op de foto-expositie van Sabine Weiss in 2001 in Galerie Quintessens hing een portret van Tajiri, dat door Museum Het Valkhof in Nijmegen werd gekocht. Ter ere van de oude kunstenaarsvrienden organiseerde de Utrechtse galerie met het tweetal als eregasten een ‘historisch’ etentje.
Op ‘Van Arman tot Zadkine’ laat Galerie Quintessens een ‘mediatief’ en ‘anti-traditioneel’ beeld van Tajiri zien, een grote ‘Toren van Babel’ uit het begin van de jaren ‘60. Een ander beeld op de expositie, ‘Plaque de bouclier’ uit 1958 van de Fransman César Baldaccini kan vanwege het ‘archaische’ karakter hiermee stilistisch in verband worden gebracht.
César (1921-1998), ‘Plaque de bouclier’, 1958, brons (Roman Barlier, 5/8) h. 62 cm.
In 2004 organiseerde Galerie Quintessens de expositie ‘Dubbele identiteiten. Pat Andrea en Mark Brusse’, gewijd aan twee Nederlandse kunstenaarsvrienden in Parijs. Voor de uitnodigingskaart stapte de inmiddels 80-jarige Sabine Weiss spontaan in de Parijse metro om beide kunstenaars te fotograferen. Mark Brusse woonde toen ruim 40 jaar in Parijs, inmiddels 62 jaar. Zijn techniek omvat beeldhouwen, tekenen en schilderen, keramiek en grafiek. In de loop der jaren veranderde zijn driedimensionale werk ingrijpend. Het ging van abstractie richting figuratie, maar de ‘assemblage’ bleef de rode draad. Minimal Art en Flexus maakten plaats voor kunst met een dominante invloed vanuit het Verre Oosten, waar Mark Brusse graag verbleef.
Een beeldhouwer die Sabine Weiss in het atelier van Zadkine of tijdens zijn lessen in de Parijse Académie de la Grande Chaumière had kunnen ontmoeten, was Lotti van der Gaag. Zij zag in 1950 in het Amsterdamse Stedelijk voor het eerst beelden van Zadkine en besloot halsoverkop naar Parijs te gaan. Als model bij Zadkine en als schoonmaakster in een kantoor verdiende zij net genoeg om in Parijs te kunnen overleven. Het naakt poseren beviel haar niet, maar zij leerde veel bij Zadkine wiens grote persoonlijke uitstraling legendarisch was. Haar beeld ‘Vraagblik’ (1953) op de expositie laat zien dat Lotti van der Gaag al snel wist te ontsnappen aan de invloed van haar leermeester.
De Amsterdamse fotograaf Nico Koster fotografeerde gedurende zijn lange loopbaan bij dagblad ‘De Telegraaf’ talloze kunstenaars. Metershoge vergrotingen van zijn ‘foto’s zijn momenteel te zien in het Stedelijk Museum Schiedam en Museum Jan in Amstelveen, waar respectievelijk werk wordt getoond van Lotti van der Gaag en Wim Oepts. Niet alleen kreeg Nico Koster bijna alle exposanten in het Stedelijk Museum voor zijn camera, wiens portretten en/of kunstwerken vervolgens in de krant verschenen, ook werkte hij verschillende keren mee aan boeken over kunstenaars. Voor een monografie over een van hen, de Engelse beeldhouwer Lynn Chadwick, reisde hij in 1988 naar Engeland. Koster bezocht hem in zijn eeuwenoude huis in Gloucestershire en legde er zo veel mogelijk vast. Ook de werkzaamheden in het atelier en het proces van gieten fotografeerde hij. Met als resultaat een monografie waarin woord en beeld elkaar goed aanvullen.
Recent, in januari 2023, verscheen het boek ‘Cobra, Koster en meer. Een kunstenaarsgeneratie in foto’s en herinneringen’ (Mark van den Tempel, Just Publishers).
v.l.n.r.: Sabine Weiss, ‘Shinkichi Tajiri’ (1949); Nico Koster, ‘Lynn Chadwick’ en ‘César’ (ca. 1980)